Beslagwerk 0000.0011

 

 Literatuur

 

- Zwiers, L., Bouwkundig Woordenboek. Eerste deel: A-K. Amsterdam (Van Holkema & Warendorf), z.j. [1920]. [685 blz. ISBN -]. Hierin: blz. 106 ("Beslaan", 2e betekenis: "Het voorzien van kisten met ijzeren banden, of van vaten met hoepels, ten einde ze sterker, steviger te maken" - dit is de relevante tekst volledig), 107 ("Beslag, o. Metaalwerk op verschillende bouwonderdeelen, dienende tot afhangen, sluitbaar maken, versterking of versiering, als zoodanig ook Beslagwerk genoemd. Komt vaak voor op groote huis- of poortdeuren in den vorm van ornementaal uitgesmede hengsels, dekplaten van grendels of op sleutelgaten, bekleeding der dorpels, enz. Op kleinere meubelvoorwerpen dient het alleen ter versiering en bestaat dan veelal uit een gedreven koperen, zilveren of zelfs gouden montuur. [...] Op meubels de versiering met koperen of metalen ornamenten, hengsels, sleutelplaten, scharnieren en ladetrekkers (handvaten), veelvuldig in gebruik in den Empire-stijl" - dit is de relevante tekst volledig)

- Fopma, Lilian & Ries van Hemert & Theo Rouwhorst, Smeedwerk, ijzerwaren. IJzer en aanverwante metalen, kramerijen, ankers, hang- en sluitwerk. Handboek voor timmerlieden betrokken bij restauratie van monumenten. Amsterdam (Stichting Restauratie Centrum), 2004cop. [26 blz ISBN 90.77019.07.3]. Hierin "Bouwbeslag": blz. 181-210